1. De aangezochte autoriteit gaat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van het verzoek, over tot het verstrekken van de in artikel 8 bedoelde inlichtingen.
Ingeval de aangezochte autoriteit echter reeds over deze inlichtingen beschikt, wordt deze termijn ingekort tot één maand.
2. Voor bijzondere categorieën gevallen kunnen de aangezochte en de verzoekende autoriteit andere dan de in lid 1 vastgestelde termijnen overeenkomen.
3. Wanneer de aangezochte autoriteit niet binnen de in lid 1 vastgestelde termijn aan het verzoek kan voldoen, deelt zij de verzoekende autoriteit met behulp van een document voor wederzijdse administratieve bijstand binnen één maand mee waarom zij de termijn niet kan nakomen en wanneer zij verwacht aan het verzoek te kunnen voldoen.